Al enige jaren zijn wij bezig met een onderzoek naar onze voorouders. In de eerste plaats begin je dan met je eigen familie, maar van het één komt het ander. als je éénmaal er mee bezig bent kun je er moeilijk mee ophouden. Heb je je eigen familie een beetje in kaart gebracht, dan komen ook je naaste buren aan bod. Op een gegeven moment laat je echter de moed wel eens zakken, maar als dan blijkt dat de jongere generatie belangstelling voor het verleden heeft, dan ga je toch maar weer verder. Met het onderzoek kom je niet veel verder terug dan rond 1800. De burgelijke stand begint in het jaar 1811. Wat daarvoor is kunnen we alleen uit de trouw- en doopboeken van de kerk halen. Hier komt nog de moeilijkheid bij dat men voor 1811 nog geen vaste achternaam had. Om een voorbeeld te noemen: Als Jan zijn vader ook Jan heette dan ging hij door het leven als Jan Jansen. Zo kan het gebeuren dat je in een kleine periode wel vier of vijf Jan Jansen’s tegenkomt en dan is het de vraag : Wie is wie?
Ook de vraag in welk huis heeft hij of zij gewoond is niet eenvoudig te beantwoorden. Voor het jaar 1829 hadden de huizen nog geen nummers, maar werden alleen de buurtschap waarin de mensen woonden vermeld. Na 1829 is het echter ook nog niet eenvoudig. Om een voorbeeld te geven nemen we ons ouderlijk huis, nu Heischoterweg 9. In 1829 was het huisnummer 162- in 1848 huisnummer 230- in 1850 huisnummer E4- in 1860 huisnummer E6- in 1877 huisnummer E24- in 1890 huisnummer E27- in 1900 huisnummer E184- in 1910 huisnummer E185- in 1920 huisnummer E204- in 1930 huisnummer E309 en daarna Heischoterweg 9. U merkt dus wel dat onderzoek naar vorige bewoners van een bepaald huis niet eenvoudig is, en vergissingen ook niet uitgesloten zijn. In de loop der jaren zijn ook in Huinerwal een 3-tal huizen afgebroken en ook een aantal nieuw gebouwd. Ons onderzoek gaat vanaf ca. 1800 tot nu, dus over een periode van 200 jaar. Dat betekent dat wij die dit schrijven of lezen zo ongeveer van de zesde of zevende generatie zijn. Van het leven van onze ouders kunnen we ons nog wel wat herinneren maar van de generaties daarvoor kunnen we ons geen voorstelling maken. Voor zover we weten heeft de buurt, geen beroemdheden voortgebracht maar ook geen beruchte misdadigers. We kunnen wel vasttellen dat de eerste generaties in armoedige omstandigheden geleefd hebben. Maar toch.... “Niet hij is arm die weinig heeft, maar hij die met veel begeerten leeft”
Nog enkele herinneringen aan onze jonge jaren in Huinerwal. Als buurt was je erg op elkander aangewezen en ook met elkaar betrokken. Je kon niet zonder de ander en had de ander telkens nodig. Ik denk bijvoorbeeld aan het lenen van gebruiksvoorwerpen zoals gereedschappen. Het elkander helpen met bijzondere werkzaamheden. Ook het elkander meedelen van het nieuws dat je hoorde. Men had in die tijd maar één nieuwsblad, de Nijkerksche Courant, die dan ook vaak samen gelezen werd. Een uitzondering hierop was Jan Dokter van ‘de Schone Kamp’. Hij was abonnee van ‘Het Nieuws van de Dag’ en kon daardoor de buurt van het wereldnieuws op de hoogte houden. Hij was ook een echte verteller . Menig avond hebben we naar hem zitten luisteren. We herinneren ons ook nog uit die tijd de buurtvisites. Elke winter vonden die weer plaats en je keek er verlangend naar uit. We denken ook nog terug aan twee hoog bejaarde vrouwen in de buurt, aan de ‘oude Eibertje’, de moeder van Gaart Bosch, die bij hem inwoonde. En aan de ‘oude Maartje’, de moeder van Jan en Mientje Dokter, die bij Gaart van Lubbert in de kamer woonde.
De melkrijder herinneren we ons nog goed. Elke dag kwam hij door het steegje om de melkbussen op te halen. Wouter Elbertsen was dat en later zijn zoon Gerrit. Wouter was een zeer haastig man, die steeds maar weer riep : ‘Vort peerd’. Als men wat te laat was met de bussen en deze niet op tijd aan de weg had staan, dan wachtte hij niet, maar reed rustig door. Zijn zoon Gerrit had meer geduld. Op de terugweg bracht de melkrijder ondermelk voor de boeren mee, die werd gebruikt als voer voor de varkens en de biggen. Op woensdag gingen de boeren naar de markt met hun eieren, sommigen lopend met de mand aan de arm, anderen met de mand voor op de fiets, of op de bagagedrager. Ook wel met de kar en de hit er voor. Boerenwagens en paarden had men toen in Huinerwal nog niet. Dat was voorbehouden aan de grote boeren. Als men de eieren verkocht had ging men met de lege mand naar de winkelier om voor een hele week etenswaar mee te nemen. Bij Jan van Dam zat de directeur van de melkfabriek met de bruine zakjes melkgeld, dat elke week uitbetaald werd. Als ‘Hannes van Hussel’ dan mijn vader ontmoette dan zei hij steevast: ’ Kom, de Vries, loaten we d’r nog eentje op nemen, want we bin samen in dienst ‘eweest.
Hoewel het buiten Huinerwal valt schrijven we nog iets uit de herinnering over de boerderij ‘Rodengoed’ in Halvinkhuizen. Deze boerderij uit 1768 werd vroeger bewoond door de familie Timmer. Van deze familie Timmer kon de buurt Huinerwal hulp verwachten bij begrafenissen. Met een boerenwagen waar voor één of twee paarden werden gespannen brachten zij de overledenen naar het kerkhof. Begrafenissen in de oude tijd werden geheel door de naaste buren verzorgd. Familie en vrienden werden door de buren in kennis gesteld (aangezegd) van het overlijden en uitgenodigd tot het bijwonen van de begrafenis. In de buurt werden stoelen geleend om ieder een zitplaats te kunnen geven in het sterfhuis. Men had toen een grote eerbied voor de dood. Als iemand overleden was werd de klok stil gezet en de spiegel bedekt. De luiken van het huis werden gesloten. Ook werd een lange tijd na de dood van een familielid rouwkleding gedragen. Iemand die ’in de rouw‘ was droeg zwarte kleding.
Ons verhaal zal niet volledig zijn, maar we hopen dat u er wat van opsteekt, en wensen u veel leesplezier.
Wat verschijne, wat verdwijne
’t Hangt niet af van los geval
In ’t verleden ligt het heden
In het nu wat worden zal
Putten, C. de Vries (geb. datum 25-11-1916)
Naschrift: Op 13 juni 2015 overleed C. de Vries op 98 jarige leeftijd in verpleeghuis Elim.